Synoniemen: insteken, steken, invoeren, ingeven
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈopfuːrə(n)/ |
---|
Afbreking | op·voe·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) voer op | (ik) voerde op |
(jij) voert op | (jij) voerde op |
(hij) voert op | (hij) voerde op |
(wij) voeren op | (wij) voerden op |
(jullie) voeren op | (jullie) voerden op |
(gij) voert op | (gij) voerdet op |
(zij) voeren op | (zij) voerden op |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) opvoere | (dat ik) opvoerde |
(dat jij) opvoere | (dat jij) opvoerde |
(dat hij) opvoere | (dat hij) opvoerde |
(dat wij) opvoeren | (dat wij) opvoerden |
(dat jullie) opvoeren | (dat jullie) opvoerden |
(dat gij) opvoeret | (dat gij) opvoerdet |
(dat zij) opvoeren | (dat zij) opvoerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
voer op | voert op |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
opvoerend, opvoerende | (hebben) opgevoerd |