Synoniemen: temperen, versoberen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈmatəɣə(n)/ |
---|
Afbreking | ma·ti·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) matig | (ik) matigde |
(jij) matigt | (jij) matigde |
(hij) matigt | (hij) matigde |
(wij) matigen | (wij) matigden |
(jullie) matigen | (jullie) matigden |
(gij) matigt | (gij) matigdet |
(zij) matigen | (zij) matigden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) matige | (dat ik) matigde |
(dat jij) matige | (dat jij) matigde |
(dat hij) matige | (dat hij) matigde |
(dat wij) matigen | (dat wij) matigden |
(dat jullie) matigen | (dat jullie) matigden |
(dat gij) matiget | (dat gij) matigdet |
(dat zij) matigen | (dat zij) matigden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
matig | matigt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
matigend, matigende | (hebben) gematigd |