Synoniemen: boosaardig, hatelijk, snood, te kwader trouw, vals
Woordsoort | bijvoeglijk naamwoord |
---|
Uitspraak | /kʋaˈdaːrdəx/, /kʋaˈtaːrdəx/ |
---|
Afbreking | kwaad·aar·dig |
---|
Trappen van vergelijking
Stellende trap | kwaadaardig |
---|
Vergrotende trap | kwaadaardiger |
---|
Overtreffende trap | kwaadaardigst |
---|
Verbuiging
| Stellende trap | Vergrotende trap | Overtreffende trap |
---|
Predicatief | kwaadaardig | kwaadaardiger | (het) kwaadaardigst, (het) kwaadaardigste |
---|
Attributief | Onbepaald | Manlijk en vrouwelijk enkelvoud | kwaadaardige | kwaadaardigere | kwaadaardigste |
---|
Onzijdig enkelvoud | kwaadaardig | kwaadaardiger | kwaadaardigst |
---|
Meervoud | kwaadaardige | kwaadaardigere | kwaadaardigste |
---|
Bepaald | kwaadaardige | kwaadaardigere | kwaadaardigste |
---|
Partitief | kwaadaardigs | kwaadaardigers | |
---|
Dat is waar, maar de kwaadaardige inborst van mijn ondergeschikten dwong mij afstand tedoen van mijn positie.
De enige verklaring lijkt mij dat er kwaadaardige toverij in het spel is geweest.
Als een kwaadaardige hond draaide Reep zich nu naar zijn andere slachtoffer.