Synoniemen: rijwiel, stalen ros, tweewieler, velo, zwijntje
Woordsoort | zelfstandig naamwoord |
---|
Uitspraak | /fits/ |
---|
Afbreking | fiets |
---|
Geslacht | manlijk of vrouwelijk |
---|
Meervoud | fietsen |
---|
Verkleinwoord |
---|
Enkelvoud | Meervoud |
---|
fietsje | fietsjes |
In de wijk Stadshagen in Zwolle kwam een vrouw op de fiets om het leven, doordat er een omvallende boom op haar terechtkwam.
De bediende Joost, die zich intussen per fiets naar een brievenbus repte, dacht er heel anders over.
De politie heeft donderdagavond, 10 november, een 24‐jarige Waddinxvener aangehouden op verdenking van poging tot diefstal van een fiets.
U dient een eigen fiets mee te nemen voor de excursie.