Synoniemen: kalmeren, sussen, tot rust brengen, verslaan
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈstɪlə(n)/ |
---|
Afbreking | stil·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) stil | (ik) stilde |
(jij) stilt | (jij) stilde |
(hij) stilt | (hij) stilde |
(wij) stillen | (wij) stilden |
(jullie) stillen | (jullie) stilden |
(gij) stilt | (gij) stildet |
(zij) stillen | (zij) stilden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) stille | (dat ik) stilde |
(dat jij) stille | (dat jij) stilde |
(dat hij) stille | (dat hij) stilde |
(dat wij) stillen | (dat wij) stilden |
(dat jullie) stillen | (dat jullie) stilden |
(dat gij) stillet | (dat gij) stildet |
(dat zij) stillen | (dat zij) stilden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
stil | stilt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
stillend, stillende | (hebben) gestild |
In ieder geval zal het je honger stillen.
De half gevulde waterfles van de gids was alles wat overbleef om de dorst van drie personen te stillen.