Synoniemen: onthutsen, ontzetten, verbijsteren, verbluffen, van streek brengen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɔntˈstɛlə(n)/ |
---|
Afbreking | ont·stel·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) ontstel | (ik) ontstelde |
(jij) ontstelt | (jij) ontstelde |
(hij) ontstelt | (hij) ontstelde |
(wij) ontstellen | (wij) ontstelden |
(jullie) ontstellen | (jullie) ontstelden |
(gij) ontstelt | (gij) ontsteldet |
(zij) ontstellen | (zij) ontstelden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) ontstelle | (dat ik) ontstelde |
(dat jij) ontstelle | (dat jij) ontstelde |
(dat hij) ontstelle | (dat hij) ontstelde |
(dat wij) ontstellen | (dat wij) ontstelden |
(dat jullie) ontstellen | (dat jullie) ontstelden |
(dat gij) ontstellet | (dat gij) ontsteldet |
(dat zij) ontstellen | (dat zij) ontstelden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
ontstel | ontstelt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
ontstellend, ontstellende | (hebben) ontsteld |