Synoniemen: bewaren, opbergen, wegzetten
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈʋɛxlɛɣə(n)/ |
---|
Afbreking | weg·leg·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) leg weg | (ik) legde weg |
(jij) legt weg | (jij) legde weg |
(hij) legt weg | (hij) legde weg |
(wij) leggen weg | (wij) legden weg |
(jullie) leggen weg | (jullie) legden weg |
(gij) legt weg | (gij) legdet weg |
(zij) leggen weg | (zij) legden weg |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) weglegge | (dat ik) weglegde |
(dat jij) weglegge | (dat jij) weglegde |
(dat hij) weglegge | (dat hij) weglegde |
(dat wij) wegleggen | (dat wij) weglegden |
(dat jullie) wegleggen | (dat jullie) weglegden |
(dat gij) weglegget | (dat gij) weglegdet |
(dat zij) wegleggen | (dat zij) weglegden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
leg weg | legt weg |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
wegleggend, wegleggende | (hebben) weggelegd |