Synoniemen: aantonen, adstrueren, bewijzen, staven
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɦɑrtmakə(n)/ |
---|
Afbreking | hard·ma·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) maak hard | (ik) maakte hard |
(jij) maakt hard | (jij) maakte hard |
(hij) maakt hard | (hij) maakte hard |
(wij) maken hard | (wij) maakten hard |
(jullie) maken hard | (jullie) maakten hard |
(gij) maakt hard | (gij) maaktet hard |
(zij) maken hard | (zij) maakten hard |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) hardmake | (dat ik) hardmaakte |
(dat jij) hardmake | (dat jij) hardmaakte |
(dat hij) hardmake | (dat hij) hardmaakte |
(dat wij) hardmaken | (dat wij) hardmaakten |
(dat jullie) hardmaken | (dat jullie) hardmaakten |
(dat gij) hardmaket | (dat gij) hardmaaktet |
(dat zij) hardmaken | (dat zij) hardmaakten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
maak hard | maakt hard |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
hardmakend, hardmakende | (hebben) hardgemaakt |