Synoniemen: eruitzien, eruitzien als, het uiterlijk hebben van, vóórkomen, zien
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈoɣə(n)/ |
---|
Afbreking | ogen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) oog | (ik) oogde |
(jij) oogt | (jij) oogde |
(hij) oogt | (hij) oogde |
(wij) ogen | (wij) oogden |
(jullie) ogen | (jullie) oogden |
(gij) oogt | (gij) oogdet |
(zij) ogen | (zij) oogden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) oge | (dat ik) oogde |
(dat jij) oge | (dat jij) oogde |
(dat hij) oge | (dat hij) oogde |
(dat wij) ogen | (dat wij) oogden |
(dat jullie) ogen | (dat jullie) oogden |
(dat gij) oget | (dat gij) oogdet |
(dat zij) ogen | (dat zij) oogden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
ogend, ogende | (hebben) geoogd |
Het was, zo dacht hij, een aangenaam ogende woning, waarvan men niet zou verwachten dat er een bedrieglijk monster huisde.
Het bloed dat zijn gezicht kleurde, oogde heel dramatisch, maar Cyrion kon wel zien dat de wond geen pijn deed.