Synonyms: eisen, opeisen, postuleren, rekenen, verlangen, voorschrijven, vorderen
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) verg | (ik) vergde |
(jij) vergt | (jij) vergde |
(hij) vergt | (hij) vergde |
(wij) vergen | (wij) vergden |
(jullie) vergen | (jullie) vergden |
(gij) vergt | (gij) vergdet |
(zij) vergen | (zij) vergden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) verge | (dat ik) vergde |
(dat jij) verge | (dat jij) vergde |
(dat hij) verge | (dat hij) vergde |
(dat wij) vergen | (dat wij) vergden |
(dat jullie) vergen | (dat jullie) vergden |
(dat gij) verget | (dat gij) vergdet |
(dat zij) vergen | (dat zij) vergden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
verg | vergt |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
vergend, vergende | (hebben) gevergd |
Maar het moet mij van het hart dat u niet tegen de ontberingen, die men van u zal vergen, opgewassen lijkt.
U zult zeker geen vergoeding ontvangen voor handelingen die de wet van u vergt, hetgeen u net zo goed weet als ik, zo niet beter.
Dergelijk extreem gedrag zal zeker niet gevergd worden.