Synonyms: bevelen, bevel geven, gebieden, gelasten, verordenen, voorschrijven, verordonneren, ordonneren
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) sommeer | (ik) sommeerde |
(jij) sommeert | (jij) sommeerde |
(hij) sommeert | (hij) sommeerde |
(wij) sommeren | (wij) sommeerden |
(jullie) sommeren | (jullie) sommeerden |
(gij) sommeert | (gij) sommeerdet |
(zij) sommeren | (zij) sommeerden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) sommere | (dat ik) sommeerde |
(dat jij) sommere | (dat jij) sommeerde |
(dat hij) sommere | (dat hij) sommeerde |
(dat wij) sommeren | (dat wij) sommeerden |
(dat jullie) sommeren | (dat jullie) sommeerden |
(dat gij) sommeret | (dat gij) sommeerdet |
(dat zij) sommeren | (dat zij) sommeerden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
sommeer | sommeert |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
sommerend, sommerende | (hebben) gesommeerd |
Op beelden op sociale media is te zien dat de politie op Urk de journalist sommeert weg te gaan, in plaats van dat de aanvaller wordt opgepakt.
De jurist sommeert Bannon in een brief te stoppen met het doorgeven van vertrouwelijke informatie, berichten Amerikaanse media.
Ik sommeer je je over te geven!
De gemeente sommeerde de eigenaar van de fabriek toen om het pand schoon te maken.
De politie greep in nadat ze de oproerkraaiers gesommeerd had zich rustig te gedragen en weg te gaan.