Synonyms: neerzetten, oprichten, overeind zetten, stellen, zetten
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) sla op | (ik) sloeg op |
(jij) slaat op | (jij) sloeg op |
(hij) slaat op | (hij) sloeg op |
(wij) slaan op | (wij) sloegen op |
(jullie) slaan op | (jullie) sloegen op |
(gij) slaat op | (gij) sloegt op |
(zij) slaan op | (zij) sloegen op |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) opsla | (dat ik) opsloege |
(dat jij) opsla | (dat jij) opsloege |
(dat hij) opsla | (dat hij) opsloege |
(dat wij) opslaan | (dat wij) opsloegen |
(dat jullie) opslaan | (dat jullie) opsloegen |
(dat gij) opslaat | (dat gij) opsloeget |
(dat zij) opslaan | (dat zij) opsloegen |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
sla op | slaat op |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
opslaand, opslaande | (hebben) opgeslagen |
In het kamp dat de mannen hadden opgeslagen, zijn een raketwerper, granaatwerper, granaten en tientallen vuurwapens aangetroffen.
Daarachter waren tenten opgeslagen, waar zij allerlei verversingen konden krijgen, waar wapen‐ en hoefsmeden en andere handwerkers tot hun beschikking stonden.