Information über das Wort zacht (Niederländisch → Esperanto: mola)

Synonyme: mals, murw, week

Komparation

			Positive	Komparativ	Superlativ
Predikativ			zacht	zachter	(het) zachtst, (het) zachtste
Attributiv	Unbestimmt	Männlicher und weiblicher Mehrzahl	zachte	zachtere	zachtste
		Sächlicher Einzahl	zacht	zachter	zachtst
		Mehrzahl	zachte	zachtere	zachtste
	Bestimmt		zachte	zachtere	zachtste
	Partitiv		zachts	zachters

Toen hij wakker werd in een bed dat te zacht en te warm was, keek Konrad Arflane versuft in het kleine vertrek om zich heen.

Het was een grote bosbrand geweest die op deze plaats gewoed had, den vorigen herfst, en de as was nog zacht onder Barees poten.

Tien minuten later kwam ik op zachter terrein.

Afrikaans	sag
Dänisch	blød
Deutsch	weich
Englisch	soft; gentle; tender
Englisch (Altenglisch)	hnesce
Esperanto	mola
Färöerisch	bleytur
Finnisch	pehmeä
Französisch	mœlleux; mou; tendre
Italienisch	molle
Katalanisch	bla; feble; flonho; moll; plàstic; suau; tou
Latein	lenis; malacus; mitis; mollis
Malaiisch	empuk; halus
Niederdeutsch	sachte
Norwegisch	bløt
Papiamento	moli; suabe
Portugiesisch	brando; fofo; macio; mole; suave
Saterfriesisch	wook
Schwedisch	len; mjuk; mör; vek
Scots	saft
Spanisch	blando; tierno
Sranan	safu
Suaheli	laini
Thai	นิ่ม; อ่อน; อ่อนนุ่ม
Tschechisch	měkký
Ungarisch	puha
Westfriesisch	sêft