Synonyme: influisteren, souffleren
Konjugation
Indikativ |
---|
Präsens | Präterium |
---|
(ik) zeg voor | (ik) zegde voor |
(jij) zegt voor | (jij) zegde voor |
(hij) zegt voor | (hij) zegde voor |
(wij) zeggen voor | (wij) zegden voor |
(jullie) zeggen voor | (jullie) zegden voor |
(gij) zegt voor | (gij) zegdet voor |
(zij) zeggen voor | (zij) zegden voor |
Konjunktiv |
---|
Präsens | Präterium |
---|
(dat ik) voorzegge | (dat ik) voorzegde |
(dat jij) voorzegge | (dat jij) voorzegde |
(dat hij) voorzegge | (dat hij) voorzegde |
(dat wij) voorzeggen | (dat wij) voorzegden |
(dat jullie) voorzeggen | (dat jullie) voorzegden |
(dat gij) voorzegget | (dat gij) voorzegdet |
(dat zij) voorzeggen | (dat zij) voorzegden |
Imperativ |
---|
Einzahl/Mehrzahl | Mehrzahl |
---|
zeg voor | zegt voor |
Partizipien |
---|
Präsenspartizip | Perfektpartizip |
---|
voorzeggend, voorzeggende | (hebben) voorgezegd |