Information über das Wort opeenstapelen (Niederländisch → Esperanto: amasigi)

Synonyme: opeenhopen, ophopen, stapelen, tassen

WortartVerb
Aussprache/ɔˈpenstapələ(n)/
Trennungop·een·sta·pe·len

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) stapel opeen(ik) stapelde opeen
(jij) stapelt opeen(jij) stapelde opeen
(hij) stapelt opeen(hij) stapelde opeen
(wij) stapelen opeen(wij) stapelden opeen
(jullie) stapelen opeen(jullie) stapelden opeen
(gij) stapelt opeen(gij) stapeldet opeen
(zij) stapelen opeen(zij) stapelden opeen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) opeenstapele(dat ik) opeenstapelde
(dat jij) opeenstapele(dat jij) opeenstapelde
(dat hij) opeenstapele(dat hij) opeenstapelde
(dat wij) opeenstapelen(dat wij) opeenstapelden
(dat jullie) opeenstapelen(dat jullie) opeenstapelden
(dat gij) opeenstapelet(dat gij) opeenstapeldet
(dat zij) opeenstapelen(dat zij) opeenstapelden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
stapel opeenstapelt opeen
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
opeenstapelend, opeenstapelende(hebben) opeengestapeld

Übersetzungen

Deutschaufstapeln; häufen; horten; anhäufen; aufhäufen; ansammeln
Englischamass; pile up; accumulate
Esperantoamasigi
Französischaccumuler; amasser; amonceler; attrouper; entasser; grouper; ramasser; rassembler
Portugiesischacumular; amontoar; empilhar
Rumänischînghesui; îngrămădi
Saterfriesischapstoapelje; bältje
Spanischacumular; reunir
Thaiพอก