Information über das Wort 'uithuwelijken' [dut] (epo: edzigi)

Synonyme: in de echt verbinden, trouwen, uithuwen

Konjugation

Indikativ
Präsens	Präterium
(ik) huwelijk uit	(ik) huwelijkte uit
(jij) huwelijkt uit	(jij) huwelijkte uit
(hij) huwelijkt uit	(hij) huwelijkte uit
(wij) huwelijken uit	(wij) huwelijkten uit
(jullie) huwelijken uit	(jullie) huwelijkten uit
(gij) huwelijkt uit	(gij) huwelijktet uit
(zij) huwelijken uit	(zij) huwelijkten uit
Konjunktiv
Präsens	Präterium
(dat ik) uithuwelijke	(dat ik) uithuwelijkte
(dat jij) uithuwelijke	(dat jij) uithuwelijkte
(dat hij) uithuwelijke	(dat hij) uithuwelijkte
(dat wij) uithuwelijken	(dat wij) uithuwelijkten
(dat jullie) uithuwelijken	(dat jullie) uithuwelijkten
(dat gij) uithuwelijket	(dat gij) uithuwelijktet
(dat zij) uithuwelijken	(dat zij) uithuwelijkten
Imperativ
Einzahl/Mehrzahl	Mehrzahl
huwelijk uit	huwelijkt uit
Partizipien
Präsenspartizip	Perfektpartizip
uithuwelijkend, uithuwelijkende	(hebben) uitgehuwelijkt