Information über das Wort spanderen (Niederländisch → Esperanto: dediĉi)

Synonyme: spenderen, toewijden, wijden

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) spandeer(ik) spandeerde
(jij) spandeert(jij) spandeerde
(hij) spandeert(hij) spandeerde
(wij) spanderen(wij) spandeerden
(jullie) spanderen(jullie) spandeerden
(gij) spandeert(gij) spandeerdet
(zij) spanderen(zij) spandeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) spandere(dat ik) spandeerde
(dat jij) spandere(dat jij) spandeerde
(dat hij) spandere(dat hij) spandeerde
(dat wij) spanderen(dat wij) spandeerden
(dat jullie) spanderen(dat jullie) spandeerden
(dat gij) spanderet(dat gij) spandeerdet
(dat zij) spanderen(dat zij) spandeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
spandeerspandeert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
spanderend, spanderende(hebben) gespandeerd

Übersetzungen

Deutschweihen; widmen; zueignen; dedizieren
Englischdedicate; devote; set aside; bestow
Esperantodediĉi
Färöerischlata; ogna
Französischconsacrer; dédier
Katalanischdedicar
Polnischdedykować; poświęcać
Portugiesischconsagrar; dedicar; oferecer; votar
Saterfriesischtou‐oainje; wäie; widmje
Schwedischägna
Spanischdedicar
Thaiทุ่มเท
Ungarischdedikál; szentel