Sinonieme: array, drift, hoop, partij, schaar, school, set, stel, verzameling, vlucht, zwerm, reut
Woordsoort | selfstandige naamwoord |
---|
Uitspraak | /trup/ |
---|
Afbreking | troep |
---|
Geslag | manlik |
---|
Meervoud | troepen |
---|
Verkleinwoord |
---|
Enkelvoud | Meervoud |
---|
troepje | troepjes |
Als ze mij zien en vluchten, raast de hele troep hierlangs.
De zwerftochten van de troep brachten hen vaak in de buurt van de gesloten en stille hut aan de kleine, door het land ingesloten haven.
De troep had zijn prooi gedood en gaf geen enkel geluid meer, nu hij aan zijn feestmaal was.