Informasie oor die woord drentelen (Nederlands → Esperanto: pasumi)

Sinonieme: flaneren, kuieren, rondhangen, slenteren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdrɛntələ(n)/
Afbrekingdren·te·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) drentel(ik) drentelde
(jij) drentelt(jij) drentelde
(hij) drentelt(hij) drentelde
(wij) drentelen(wij) drentelden
(jullie) drentelen(jullie) drentelden
(gij) drentelt(gij) drenteldet
(zij) drentelen(zij) drentelden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) drentele(dat ik) drentelde
(dat jij) drentele(dat jij) drentelde
(dat hij) drentele(dat hij) drentelde
(dat wij) drentelen(dat wij) drentelden
(dat jullie) drentelen(dat jullie) drentelden
(dat gij) drentelet(dat gij) drenteldet
(dat zij) drentelen(dat zij) drentelden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
drenteldrentelt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
drentelend, drentelende(hebben/zijn) gedrenteld

Vertalinge

Afrikaanskuier
Engelssaunter
Esperantopasumi
Spaansbarzonear; deambular; vagar