Informasie oor die woord postkantoor (Nederlands → Esperanto: poŝtoficejo)

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ˈpɔs(t)kɑntoːr/
Afbrekingpost·kan·toor
Geslagonsydig
Meervoudpostkantoren

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
postkantoortjepostkantoortjes

Voorbeelde van gebruik

Voor alle zekerheid kocht hij onderweg een pakje tabak, maar zijn eigenlijke doel was het postkantoor.
Barbicane stapte de straat op en aan het hoofd van een enorme stoet begaf hij zich naar het postkantoor.
Gedurende ongeveer vier minuten was juffrouw Marple alleen in het postkantoor.
Ze werd vroeg wakker en kleedde zich dadelijk aan, om gauw naar het postkantoor te lopen.
Het was ongeveer één uur toen ze uit het postkantoor kwam.

Vertalinge

Afrikaansposkantoor
Albaniespostë
Deensposthus
DuitsPostamt
Engelspost‐office
Esperantopoŝtoficejo; poŝtejo
Fransbureau de poste
Hongaarsposta
Italiaansufficio postale
Noorspostkontor
Papiamentspòstkantor
Portugeesagência postal; correio
Roemeenspoștă
SaterfriesPostamt
Spaansoficina de correos
Thaiที่ทำการไปรษณีย์; ไปรษณีย์
Turkspostane
Wes‐Friespostkantoar
Yslandspósthús